In de vorige Monitor stonden we stil bij het feit dat het percentage vrouwelijke hoogleraren voor de eerste maal in de geschiedenis van de Nederlandse academie de grens van 25% voorbijging. Ook het percentage vrouwelijke universitair hoofddocenten steeg voor het eerst boven de 30% uit. We vierden deze mijlpalen.
In deze Monitor is het icoontje van de mijlpaal vervangen door dat van een alarmbel . Hoewel er zeker ook vooruitgang is te melden – zo nam het aandeel vrouwelijke universitair hoofddocenten aanzienlijk toe en is er een toename te zien in het aandeel vrouwen in academisch management – constateren we op een aantal plekken een stagnatie in de groei van het aandeel vrouwen, of zelfs een afname. Steeds vaker horen we ‘dat we er met de vrouwen nu toch wel zijn in de academie’. De cijfers laten een ander beeld zien. We nemen je in deze Monitor graag weer mee.
Eind 2021 is het gemiddelde percentage vrouwelijke hoogleraren aan de universiteiten in Nederland 26,7%. Dat is een stijging van 1,0 procentpunt ten opzichte van ultimo 2020, toen het gemiddelde percentage 25,7 bedroeg. Dit groeipercentage is het laagste in de afgelopen 5 jaar. Dit is een ontwikkeling om in de gaten te houden en daarom voorzien van een alarmbel. Benieuwd naar de andere alarmbellen? Je vindt ze uitgelicht in de Monitor.
Opvallend dit jaar is de relatief sterke groei van het aandeel vrouwelijke universitair hoofddocenten. Dat steeg van 30,4% naar 32,4%. Een groei van 2,0 procentpunt dus, en een stevige aanvulling van de zogenaamde kweekvijver. In theorie is er dus genoeg aanwas om de afname in de groei van het aandeel vrouwelijke hoogleraren bij te sturen.
Het aandeel vrouwen neemt nog altijd sterk af bij elke stap op de carrièreladder. Bij de studenten is het aandeel vrouwen (51,4%) net iets groter dan het aandeel mannen. Het aandeel vrouwen bij de geslaagden neemt licht af ten opzichte van de vorige Monitor, maar is met 53,4% nog altijd groter dan het aandeel mannelijke geslaagden. Des te opvallender is de terugval in het aandeel vrouwen in de functiecategorie promovendus naar 44,5%. Per opeenvolgende functiecategorie daalt het percentage vrouwen van 44,5% universitair docenten, naar 32,4% vrouwelijke universitair hoofddocenten en 26,7% vrouwelijke hoogleraren.
Tussen ultimo 2020 en ultimo 2021 steeg het percentage vrouwelijke hoogleraren bij 10 universiteiten, bij 1 universiteit bleef het gelijk en bij 3 universiteiten is een daling van het aandeel vrouwelijke hoogleraren te zien. De stijging loopt uiteen van 0,2 procentpunt bij de TU Eindhoven tot 2,6 procentpunt bij de Universiteit van Amsterdam. Er zijn dit jaar geen uitschieters met groeipercentages boven de 3 procentpunt, zoals dat vorig jaar het geval was. Er zijn inmiddels 3 universiteiten de grens van 30% vrouwelijke hoogleraren gepasseerd: de Open Universiteit, de Universiteit Maastricht en de Universiteit Leiden. Vorig jaar waren dat er nog 4. De Open Universiteit is de enige universiteit die de 40%-grens voorbij is. Hekkensluiter is net als vorig jaar de Technische Universiteit Delft met 17,7% vrouwelijke hoogleraren, die daarmee als enige universiteit de grens van 20% vrouwelijke hoogleraren nog niet heeft bereikt.
Begin 2020 verzocht het LNVH de universiteiten streefcijfers voor vrouwelijke hoogleraren op te stellen voor de periode 2020-2025. Alle 14 universiteiten hebben gehoor gegeven aan het verzoek en nieuwe stippen op de horizon gezet. Mochten de streefcijfers behaald worden, dan zal er in 2025 geen enkele universiteit meer een percentage vrouwelijke hoogleraren onder de 25% hebben. Bovendien zal met gemiddeld 31,2% voor het eerst 1 op de 3 hoogleraren vrouw zijn. Met deze nieuwe streefcijfers zouden we in 2025 het punt van de critical mass (30%) dus voorbij moeten zijn. De prognoses in de Monitor laten zien dat heel wat universiteiten nog een tandje bij zullen moeten zetten om de gestelde streefcijfers te halen. Welke universiteiten dat zijn, is te lezen in de Monitor.
Blijven de percentages vrouwelijke hoogleraren met ditzelfde groeitempo stijgen, dan bereiken we ultimo 2041 een evenredige man-vrouwverdeling onder de hoogleraren. Vorig jaar lag deze prognose nog op 2040. Extra aandacht en actie zijn dus nodig!
Dit is slechts een kleine greep uit de data die de Monitor laat zien. Blader de Monitor vooral door voor gegevens over onder andere de Glazen Plafond Index, man-vrouwverschillen in leeftijd, contractomvang en vast vs. tijdelijk contract, indeling in salarisschalen, wetenschapsgebieden, academische management, UMC’s en nog veel meer.
Nieuw in deze Monitor is de paragraaf over de samenstelling van het wetenschappelijk personeel met betrekking tot herkomst. Daarmee kunnen we inzicht geven in de man-vrouwverdeling onder het wetenschappelijk personeel met een internationale achtergrond. Dit levert relevante informatie op, bijvoorbeeld voor het toespitsen van beleid op het gebied van gendergelijkheid.
Tevens nieuw in deze Monitor zijn gegevens met betrekking tot de UNL WOPI-variabele ’Geslacht’, en dan specifiek de waarde ‘Overig’. Hoewel deze benaming zeer te wensen overlaat en het LNVH pleit voor een herbenaming, geeft het wel een opening tot het loslaten van de geijkte binaire dataregistratie en –weergave. Meer hierover in de Monitor zelf.
Een printversie van de Monitor ontvangen? Laat het ons weten
Downloads
Download de eerdere Monitors
Het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren is een netwerk-, kennis- en belangenbehartigingsorganisatie - met meer dan 1500 aangesloten vrouwelijke universitair hoofddocenten en hoogleraren. Het LNVH zet zich in voor een evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de wetenschap, een verbetering van de positie van vrouwen in de wetenschap vanuit alle disciplines en achtergronden en een inclusieve en veilige academie. Eens per jaar brengt het de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren uit. De Monitor geeft inzicht in de actuele man-vrouw verdeling in de wetenschap en de percentages vrouwelijke wetenschappers en bestuurders aan de Nederlandse universiteiten, universitair medische centra en in andere wetenschappelijke organisaties. Daarmee vormt de Monitor de fundering onder maatregelen en beleid op het gebied van genderdiversiteit, zet het aan tot actie en geeft het inzicht in waar de obstakels zich bevinden in de nog altijd gebrekkige doorstroom van vrouwen naar de top.