Vorig jaar en het jaar daarvoor rapporteerden wij laagterecords in het groeipercentage van
vrouwelijke hoogleraren. Met de schamele 1,0 procentpunt ultimo 2021 en 0,9 procentpunt
ultimo 2022 was de groei allesbehalve om over naar huis te schrijven. We luidden dan ook de
alarmbel.
Dit jaar zien we een iets positievere ontwikkeling. De groei trok licht aan. Met 1,1 procentpunt
groei komen we ultimo 2023 uit op een aandeel van 28,7% vrouwelijke hoogleraren. In de
functiecategorieën daaronder zien we veelbelovende ontwikkelingen. Wederom nam het
aandeel vrouwelijke universitair hoofddocenten aanzienlijk toe. In combinatie met het feit dat
de verwachte grote uitstroom van mannelijke hoogleraren in de hoogste leeftijdscategorie nu
echt lijkt door te zetten, geeft dit hoop voor de nabije toekomst. Deze Monitor laat dan ook
zien dat het vervangingspotentieel aan vrouwelijke universitair hoofddocenten voor de met
emeritaat gaande hoogleraren meer dan 100% bedraagt. De instellingen zijn aan zet om van dit
vervangingspotentieel gebruikt te maken en in te zetten op een gedegen bevorderingsbeleid
dat tot zichtbare en structurele verandering leidt in zowel representatie als cultuur.
Dat daar nog een tandje bijgezet kan worden, laat deze Monitor ook zien. Vooralsnog
rapporteren we zeer geringe stijgingen in de percentages vrouwelijke hoogleraren binnen de
universiteiten. Zoals het er nu naar uitziet, behalen we het gezamenlijk gestelde streefcijfer
van 31,2% in 2025 niet. Extra lokale impulsen en gericht sturend beleid zijn dus noodzakelijk.
Nog altijd horen we ‘dat we er met de vrouwen nu toch wel zijn in de academie’. De cijfers
laten een ander beeld zien. We nemen je in deze Monitor graag weer mee.
Het aandeel vrouwen in met name de hogere academische posities neemt nog altijd sterk per opeenvolgende functiecategorie. Toch zien we ultimo 2023 in alle categorieën, van studenten tot hoogleraren, een lichte toename van het totale aandeel vrouwen. Vrouwen vormen iets meer dan de helft van zowel de studenten (51,7%) als de afgestudeerden (54,6%), maar hun vertegenwoordiging neemt af in de daaropvolgende academische posities. Na de afgestudeerden, waarvan 54,6% vrouw is, daalt het aandeel naar 45,7% bij de promovendi. Bij de universitair docenten is er een kleine stijging naar 46,9%, maar daarna volgt een sterke daling: het aandeel vrouwelijke universitair hoofddocenten is 35,4% en bij hoogleraren zakt dit aandeel verder naar slechts 28,7%.
Van de 14 universiteiten vertoonden er 13 een groei in het aandeel vrouwelijke hoogleraren
tussen eind 2022 en eind 2023. De enige uitzondering is de Erasmus Universiteit Rotterdam, waar
het aandeel vrouwelijke hoogleraren met 0,2 procentpunt licht afnam. De groei varieert echter
aanzienlijk tussen de instellingen: de Universiteit Maastricht zag een marginale stijging van 0,1
procentpunt, terwijl de Universiteit van Tilburg een relatief sterke toename van 2,1 procentpunt
realiseerde. Desondanks blijven de stijgingen over het geheel genomen gematigd, zonder
uitgesproken uitschieters.
Opmerkelijke verschuivingen zijn zichtbaar in de ranglijst van universiteiten op basis van dit
aandeel. De Radboud Universiteit Nijmegen, Vrije Universiteit Amsterdam en Erasmus Universiteit
Rotterdam zijn in de ranking gedaald. Ultimo 2023 hebben 7 universiteiten meer dan 30%
vrouwelijke hoogleraren. Ultimo 2022 waren dat er nog 5. De Universiteit van Tilburg en de
Universiteit van Amsterdam passeerden voor het eerst in de geschiedenis van de Monitor de
30%-grens .
De Open Universiteit blijft de koploper, met eind 2023 een aandeel van 42,6% vrouwelijke
hoogleraren, een stijging van 1,7 procentpunt ten opzichte van het jaar ervoor. De top drie wordt
verder aangevuld door de Universiteit Maastricht (36,1%) en de Universiteit Leiden (32%). De
Technische Universiteit Delft, met een stijging van 18,1% eind 2022 naar 18,9% eind 2023, blijft
hekkensluiter op dit gebied.
Begin 2020 verzocht het LNVH de universiteiten streefcijfers voor vrouwelijke hoogleraren op te stellen voor de periode 2020-2025. Alle 14 universiteiten hebben gehoor gegeven aan het verzoek en nieuwe stippen op de horizon gezet. Mochten de streefcijfers behaald worden, dan zal er in 2025 geen enkele universiteit meer een percentage vrouwelijke hoogleraren onder de 25% hebben. Bovendien zal met gemiddeld 31,2% voor het eerst 1 op de 3 hoogleraren vrouw zijn. Met deze nieuwe streefcijfers zouden we in 2025 het punt van de critical mass (30%) dus voorbij moeten zijn. Het goede nieuws is dat 4 van de 14 universiteiten hun streefcijfer inmiddels hebben behaald . De prognoses in de Monitor laten echter zien dat heel wat universiteiten nog een tandje bij zullen moeten zetten om de gestelde streefcijfers te halen: maar liefst 8 van de 14 universiteiten behalen in dit tempo hun gestelde doelen niet.
Blijven de percentages vrouwelijke hoogleraren met ditzelfde groeitempo stijgen, dan bereiken we ultimo 2041 een evenredige man-vrouwverdeling onder de hoogleraren. Kijken we naar de groei op basis van de afgelopen drie jaar en baseren we daar de prognose op dan zien we dat er pas in 2044 een 50/50-verdeling onder hoogleraren zal worden bereikt.
Opvallend in deze Monitor is de toegenomen uitstroom van mannen in de leeftijdscategorie 60 jaar
en ouder. Het lijkt erop dat de (lang)verwachte relatief massale exit van deze groep is begonnen.
Dit, en het meer dan vol zijn van de kweekvijver, biedt dus buitengewoon veel perspectief voor de
toekomst. Dan is het natuurlijk wel aan de instellingen hiernaar te handelen, en te zorgen dat de
werkcultuur er een is die focust op het binnenhalen én binnenhouden van vrouwelijke talent.
Zonder onderscheid te maken naar wetenschapsgebied, meer dan 100% (=105,3%) van de te
verwachten uitstroom aan hoogleraren door vrouwelijke universitair hoofddocenten worden
vervangen. Daarmee is het vervangingspotentieel in een jaar tijd met 7,9 procentpunt toegenomen.
Dit is slechts een kleine greep uit de data die de Monitor laat zien. Blader de Monitor vooral door
voor gegevens over onder andere de Glazen Plafond Index, man-vrouwverschillen in leeftijd,
contractomvang en vast vs. tijdelijk contract, indeling in salarisschalen, wetenschapsgebieden,
academische management, UMC’s en nog veel meer.
Tot slot, vragen we graag specifiek aandacht voor hoofdstuk 4. Daarin geven we voor het eerst
de man-vrouwverdeling weer in de instituten van NWO en de KNAW. Met deze uitbreiding kunnen
we weer een gedetailleerder beeld geven van de gehele sector. Ook vragen we aandacht voor de
recent geïntroduceerde paragraaf over de samenstelling van het wetenschappelijk personeel met
betrekking tot herkomst. Voor het derde jaar op rij, kunnen we daarmee inzicht geven in de
man-vrouwverdeling onder het wetenschappelijk personeel met een internationale achtergrond.
Dit levert relevante informatie op, bijvoorbeeld voor het toespitsen van beleid op het gebied van
gendergelijkheid.
Ook in deze Monitor weer gegevens met betrekking tot de UNL WOPI-variabele ’Geslacht’, en dan
specifiek de waarde ‘Overig’. Hoewel deze benaming zeer te wensen overlaat en het LNVH pleit
voor een herbenaming, geeft het wel een opening tot het loslaten van de geijkte binaire
dataregistratie en –weergave. Meer hierover in de Monitor zelf.
Een printversie van de Monitor ontvangen? Laat het ons weten!
Downloads
Download de eerdere Monitors
Het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren is een netwerk-, kennis- en belangenbehartigingsorganisatie - met meer dan 1600 aangesloten vrouwelijke universitair hoofddocenten en hoogleraren. Het LNVH zet zich in voor een evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de wetenschap, voor de verbetering van de positie van vrouwen in de wetenschap ongeacht achtergrond of discipline, en een inclusieve en veilige academische werkomgeving waarin gelijke beloning de norm is. Eens per jaar brengt het de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren uit. De Monitor geeft inzicht in de actuele man-vrouwverdeling in de wetenschap en de percentages vrouwelijke wetenschappers en bestuurders aan de Nederlandse universiteiten, universitair medische centra en in andere wetenschappelijke organisaties. Daarmee vormt de Monitor de fundering onder maatregelen en beleid op het gebied van genderdiversiteit, zet het aan tot actie en geeft het inzicht in waar de obstakels zich bevinden in de nog altijd gebrekkige doorstroom van vrouwen naar de top.