Nog weinig vrouwen hoogleraar
Er zijn weinig vrouwelijke hoogleraren in Wageningen. Slechts 9 procent van de structurele leerstoelen in Wageningen is bezet door een vrouw, terwijl dat op de andere universiteiten gemiddeld 20 procent is.
‘Dat is zorgelijk', zegt Frances Brazier, voorzitter van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren en informatica-hoogleraar in Delft. ‘Het aantal vrouwelijke hoogleraren stijgt niet vanzelf, dat vergt echt beleid.' Ze sprak deze maand met de Wageningse rector Martin Kropff.
Het blijft frappant: het aantal vrouwelijke studenten is ruim vijftig procent en ook de manvrouwverhouding bij de promovendi en postdocs is fiftyfifty. ‘Daarna houdt het op', zegt Brazier. ‘Dat komt door de cultuur. Vrouwen zijn even talentvol en maken even veel uren als de mannen. Maar de academische cultuur is niet altijd wat ze zoeken, ze presenteren zich anders dan mannen en ze worden minder vaak geselecteerd door benoemingscommissies.' Daarom moeten er altijd twee vrouwelijke hoogleraren in zo'n benoemingscommissie, vindt Brazier.
Maar dat laatste doen we al, reageert de Wageningse rector Martin Kropff. Hij erkent overigens het probleem. Het percentage vrouwen is het afgelopen jaar gedaald, omdat er drie vrouwelijke hoogleraren met pensioen zijn gegaan en er weinig vrouwen als hoogleraar zijn aangesteld. Zo zijn de drie bodemkunde-hoogleraren die recentelijk zijn benoemd allemaal man. ‘We zijn actief op zoek gegaan naar vrouwen voor deze leerstoelen, maar de drie beste kandidaten waren man. En kwaliteit blijft voorop staan in ons selectiebeleid.'
Volgens Brazier zijn er wel degelijk goede vrouwelijke kandidaten aanwezig, maar is het de kunst om ze te vinden. ‘Vaak zitten ze buiten Nederland. Je moet dus ook een scoutingbeleid hebben.' Kropff daarover: ‘Ik wil meer buitenlandse hoogleraren, waaronder vrouwen. Maar het blijkt lastig om kandidaten te vinden die passen op onze leerstoelprofielen. We zitten in Wageningen vaak op wetenschappelijke niche-gebieden en daar is de spoeling dun, ook van vrouwen.'
Toch is de rector als altijd optimistisch. ‘We hebben al veel vrouwelijke persoonlijke en buitengewone hoogleraren. En we hebben een tenure track beleid, waarbij we talentvolle onderzoekers een carrièrepad bieden tot persoonlijk hoogleraar. Dat gaat heel goed, meer dan de helft van die talenten is vrouw. Ook hebben we specifieke aandacht voor vrouwelijk talent in onze leiderschapsontwikkelings- en begeleidingsprogramma's.' Kropff verwacht dat hierdoor op termijn meer vrouwelijk talent doorgroeit naar reguliere hoogleraarsposities.
Het blijft frappant: het aantal vrouwelijke studenten is ruim vijftig procent en ook de manvrouwverhouding bij de promovendi en postdocs is fiftyfifty. ‘Daarna houdt het op', zegt Brazier. ‘Dat komt door de cultuur. Vrouwen zijn even talentvol en maken even veel uren als de mannen. Maar de academische cultuur is niet altijd wat ze zoeken, ze presenteren zich anders dan mannen en ze worden minder vaak geselecteerd door benoemingscommissies.' Daarom moeten er altijd twee vrouwelijke hoogleraren in zo'n benoemingscommissie, vindt Brazier.
Maar dat laatste doen we al, reageert de Wageningse rector Martin Kropff. Hij erkent overigens het probleem. Het percentage vrouwen is het afgelopen jaar gedaald, omdat er drie vrouwelijke hoogleraren met pensioen zijn gegaan en er weinig vrouwen als hoogleraar zijn aangesteld. Zo zijn de drie bodemkunde-hoogleraren die recentelijk zijn benoemd allemaal man. ‘We zijn actief op zoek gegaan naar vrouwen voor deze leerstoelen, maar de drie beste kandidaten waren man. En kwaliteit blijft voorop staan in ons selectiebeleid.'
Volgens Brazier zijn er wel degelijk goede vrouwelijke kandidaten aanwezig, maar is het de kunst om ze te vinden. ‘Vaak zitten ze buiten Nederland. Je moet dus ook een scoutingbeleid hebben.' Kropff daarover: ‘Ik wil meer buitenlandse hoogleraren, waaronder vrouwen. Maar het blijkt lastig om kandidaten te vinden die passen op onze leerstoelprofielen. We zitten in Wageningen vaak op wetenschappelijke niche-gebieden en daar is de spoeling dun, ook van vrouwen.'
Toch is de rector als altijd optimistisch. ‘We hebben al veel vrouwelijke persoonlijke en buitengewone hoogleraren. En we hebben een tenure track beleid, waarbij we talentvolle onderzoekers een carrièrepad bieden tot persoonlijk hoogleraar. Dat gaat heel goed, meer dan de helft van die talenten is vrouw. Ook hebben we specifieke aandacht voor vrouwelijk talent in onze leiderschapsontwikkelings- en begeleidingsprogramma's.' Kropff verwacht dat hierdoor op termijn meer vrouwelijk talent doorgroeit naar reguliere hoogleraarsposities.
Bron: Resource (WUR) tekst: Albert Sikkema14:36u 19 September 2012