Zes redenen voor meer vrouwen in hoge wetenschappelijke functies
De ondervertegenwoordiging van in hogere wetenschappelijke functies vrouwen ondermijnt zowel de kwaliteit als de vitaliteit van universiteiten.1. Het impliceert een verspilling van door de universiteiten zelf opgeleid talent. De laatste jaren studeren er nagenoeg evenveel vrouwen als mannen af aan de universiteiten; in sommige disciplines (letteren, psychologie) zijn vrouwelijke afstudeerders al decennialang in de meerderheid. Desondanks zijn vrouwen ook daar nauwelijks terug te vinden in de hogere wetenschappelijke rangen. Gebrek aan talent kan geen verklaring vormen: vrouwen hebben gemiddeld een hoger studierendement en studeren sneller af.
2. Het is slecht voor de kwaliteit van het universitaire personeelsbestand, juist omdat vrouwen en mannen gemiddeld niet verschillen in wetenschappelijke capaciteiten. Als een hoger percentage van de mannelijke dan van de vrouwelijke potentiële functievervullers wordt geselecteerd, resulteert dat in een suboptimaal personeelsbestand. Er worden dan namelijk ook minder getalenteerde mannen aangesteld.
3. Studentes en promovenda ontberen een rolmodel voor hogere wetenschappelijke functies. Met name in faculteiten zoals letteren of psychologie, waar de overgrote meerderheid van de studenten vrouwelijk is, is het voor studentes ontmoedigend dat er nauwelijks vrouwelijke hoogleraren te vinden zijn. Vrouwelijke promovendi blijken lagere verwachtingen over hun kans op een hoogleraarschap te hebben dan mannelijke, hoewel ze evenveel ambities in die richting hebben. In faculteiten met meer vrouwelijke hoogleraren willen de promovendi meer inspanningen verrichten voor een wetenschappelijke baan.
4. De situatie kan als onrechtvaardig gekenschetst worden: vrouwen hebben evenveel ambities, kennis, en capaciteiten als mannen, maar maken desondanks veel minder kans UHD of hoogleraar te worden. Die onrechtvaardigheid wordt ook als zodanig ervaren: Hoogopgeleide vrouwen zijn het meest ontevreden over de sekse-gelijkheid op de arbeidsmarkt.
5. De afwezigheid van vrouwen is slecht is voor de kwaliteit van onderwijs en onderzoek, zoals met opvallende eensgezindheid op Europees niveau geconcludeerd is. Aandacht voor sekse op alle fronten, geïntegreerd zowel in personeelsbeleid als in onderwijs en onderzoek wordt noodzakelijk geacht voor kwaliteitsverbetering. Uit onderzoek in Nederland is bijvoorbeeld gebleken dat vrouwelijke wetenschappers meer belang hechten aan de sociale relevantie van wetenschappelijk onderzoek dan mannelijke.
6. Ten slotte wordt er, als gevolg van uitstroom door vergrijzing en een geringe aantrekkingskracht van universiteiten op jonge afgestudeerden, over een paar jaar een tekort aan hoger wetenschappelijk personeel verwacht. Onderbenutting van het vrouwelijk potentieel wordt daarmee een existentieel probleem dat universiteiten zich niet kunnen permitteren.